2e uitgave 2016 Kinkhoestdiagnostiek in Limburg Van huisartsaanvraag tot GGD melding DOOR: JEANNE HEIL, ONDERZOEKER GGD-ZL EN MUMC+ EN JOCHEN CALS, huisARTS EN UNIVERSITAIR DOCENT Kinkhoest kan voornamelijk bij zuigelingen ernstig en zelfs fataal zijn. Het beschermen van niet (voldoende) gevaccineerde zuigelingen is daarom het belangrijkste doel van de kinkhoestpreventie in Nederland. Surveillancedata zijn daarbij leidend voor de monitoring en het nemen van preventieve maatregelen. Maar hoe accuraat zijn deze surveillancedata eigenlijk? We combineerden daartoe een unieke combinatie van databronnen in Limburg (2010-2013), bestaande uit 122 gestandaardiseerde huisartsvragenlijsten, diagnostiekdata van de medisch microbiologische laboratoria en alle meldingen aan de twee GGD’en. Hierbij willen we graag de resultaten met u delen. huisartsen Allereerst verschilden het aantal testaanvragen, diagnoses en behandelingen tussen huisartsen. huisartsen waren meer geneigd te testen op basis van typische symptomen (57%) dan op basis van risicogroepen (25%). Juist die risicogroepen (zwangere vrouwen en jonge zuigelingen) zijn een harde indicatie voor diagnostiek. Bij zuigelingen is een PCR/kweek aan te raden, terwijl bij 44% van de geteste zuigelingen serologie werd gedaan. We vroegen de huisartsen naar hun redenen om te testen op kinkhoest; 70% deed dit ‘ter bevestiging van de diagnose’, 57% ‘op verzoek van patiënt’, en 43% ‘om preventieve maatregelen te starten’, slechts 7% gaf als reden ‘om behandeling te starten’. Laboratoria en GGD In totaal werd 12.090 maal kinkhoest diagnostiek gedaan tussen 2010 en 2013, waarvan het merendeel door huisartsen werd aangevraagd (81%). Net zoals bij de huisartsen zagen we ook grote variatie tussen de laboratoria, waar verschillende testprocedures en interpretaties in gebruik zijn. Dit vraagt om meer uniformiteit. Kinkhoest is een meldingsplichtige ziekte, maar van alle laboratorium bevestigde kinkhoestinfecties werd 18% niet gemeld aan de GGD. Door gebruik te maken van geautomatiseerde meldingen kan deze onderrapportage worden gereduceerd. Bij de GGD worden alle meldingen vervolgens geëvalueerd. In slechts 1% van de meldingen waren preventieve acties nog mogelijk, omdat een melding vaak pas laat komt. Waar ligt dan die vertraging (delay)? Delay Uit onze gegevens bleek dat het gemiddeld 46,4 dagen (SD=41,3) van eerste ziektedag tot melding duurt. Hierbij bevond de grootste delay zich bij de patiënt, deze meldde zich (natuurlijk) niet meteen bij klachten. Van alle kinkhoestgevallen werd slechts 28% binnen drie weken getest en 11% binnen drie weken gemeld aan de GGD. Eventuele maatregelen van de GGD waren dus vrijwel altijd te laat . Daarmee toont onze studie dat dit systeem zeer ineffectief is. Andere preventieve maatregelen zoals het invoeren van vaccinatie van zwangere vrouwen staan momenteel in de aandacht (Advies Gezondheidsraad 2015). Samenvattend wordt de nauwkeurigheid van kinkhoest surveillancedata beperkt door onderrapportage, alsmede door verschillen in aanvraaggedrag van huisartsen en verschillende diagnostische methodes van laboratoria. Door de vertraging in het diagnostisch traject is het huidige preventieve systeem om transmissie naar zuigelingen te voorkomen in de meeste gevallen simpelweg te laat. We bedanken de deelnemende huisartsen, laboratoria en GGD voor de waardevolle data. Voor vragen over het onderzoek kunt u contact opnemen met Jeanne Heil (jeanne.heil@ggdzl.nl, T: 045-8506232). Dit project maakt deel uit van de samenwerking infectieziekten GGD (projectleiders Christian Hoebe en Nicole Dukers) en huisartsgeneeskunde (projectleider Jochen Cals) 9 op één lijn 55 Pagina 8

Pagina 10

Heeft u een tijdschrift, i-brochure of evaktijdschriften? Gebruik Online Touch: gebruiksaanwijzing converteren naar een online publicatie.

Op één Lijn 55 Lees publicatie 25Home


You need flash player to view this online publication