op één lijn 55 2e uitgave 2016 Maatschappelijk handelen huisarts als etnograaf? DOOR KLASIEN HORSTMAN, HOOGLERAAR FILOSOFIE VAN DE PUBLIEKE GEZONDHEIDSZORG Tijdens een alledaags consult in de huisartspraktijk komt een tamelijk laag opgeleide, benauwde mevrouw M. met chronische luchtwegklachten bij een mannelijke huisarts O. van middelbare leeftijd. Dit consult werd improviserend gespeeld op de Mertensdag in Nijmegen. Ik gaf daar een lezing over het hedendaagse ideaal van ‘participatie’. Het leuke van de consult-act was dat ze drie keer werd opgevoerd. De eerste keer werd eenvoudig het gesprek getoond tussen dokter en patiënt: na tien minuten nemen ze aardig afscheid van elkaar. Daarna hetzelfde consult nog een keer maar nu zagen we wat de huisarts dacht in plaats van zei: ‘daar is ze weer... ze is natuurlijk weer haar pufje kwijt... nee natuurlijk kan ze nog niet stoppen met roken… stom dat die vervanger cortisone gaf, van je collega’s moet je het hebben’. Tenslotte datzelfde consult nog een keer, maar nu werd getoond wat de patiënte dacht in plaats van zei: ‘gut meneer is terug van zijn vakantie met de Volvo en de vier kinderen… hij zal weer beginnen over dat roken… stuurt hij me weer met dat pufje naar huis...’. Deze schets was hilarisch, voor veel huisartsen herkenbaar, maar stemde ook droevig. Ze toonde immers hoezeer de werelden van huisarts en patiënt uiteen kunnen liggen en hoe beiden samen in tien minuten een rituele dans opvoeren om die gapende kloof te overbruggen. Nu zijn rituele dansen deel van langdurige relaties en als zodanig helemaal niet verkeerd: het is een manier om met ons menselijk tekort om te gaan, met imperfectie en machteloosheid. Deze rituele dans in de alledaagse praktijk van de zorg toont aan dat patiëntparticipatie nog heel ver weg lijkt. De oproep tot participatie heeft op veel zaken betrekking: zelf kiezen, zelf beslissen, regisseren, meepraten, meedoen. Hoewel dit mooi klinkt, wordt in publieke debatten over participatie in de zorg, op de arbeidsmarkt en in de maatschappij gewezen op het onvermogen van veel mensen om aan participatie- en zelfredzaamheidsnormen te voldoen. Omdat de wereld te ingewikkeld voor hen is, omdat ze hulpnetwerken ontberen, of omdat ze hun kwetsbaarheid tonen op een manier die in weinig hokjes past. Mogen we van mevrouw M. bijvoorbeeld wel zelfmanagement en regie verwachten? De kritische opmerkingen bij de huidige normen voor zelfredzaamheid en participatie roepen de vraag op hoe participatie-idealen recht kunnen doen aan de verscheidenheid van mensen. Een thema dat in discussies over participatie in de zorg onderbelicht blijft, is de relatie tussen participatie-idealen en wetenschappelijke kennisidealen. Het is intrigerend dat waar patiëntparticipatie, zelfredzaamheid en regie omarmd worden, kennis wordt gezien als toebehorend aan experts. Waar men wel wil erkennen dat patiënten percepties, meningen, ervaringen en voorkeuren hebben, blijft kennis voorbehouden aan experts, aan wetenschappers. De evidence is van de dokter. Patiënten, zo luidt de redenering, moeten ziekte voorkomen, moeten leven met ziekte, en moeten zorgen dat ze beter worden, maar kennis van ziekten blijft voorbehouden aan experts. In de huidige medische kenniscultuur heeft de ideale evidence betrekking op gemiddelden die geproduceerd zijn in een Randomised Controlled Trial (RCT). Kennis van patiënten voldoet niet aan die eis: patiënten doen weliswaar experimenten (met medicatie, voeding etc.), maar deze zijn niet gecontroleerd, en ze schrijven er ook niet zo veel over. Een van de grote problemen in de gezondheidszorg is het verschil in gezondheid tussen hoog- en laagopgeleiden. In de huidige kenniscultuur wordt dit probleem vaak verwoord in termen van ‘bereik’. Er zijn veel rituele dansen zoals die tussen mevrouw M. en huisarts O. en professionals vragen zich af hoe we patiënten zoals mevrouw M kunnen bereiken. Hoe kunnen we interventies ontwikkelen die ervoor zorgen dat ze onze adviezen opvolgen, compliant zijn, kuren afmaken, stoppen met roken, pufjes niet kwijtraken etc. De veronderstelling hierbij is dat kennis van dokters (evidence uitgedrukt in richtlijnen en standaarden) op de een of andere manier naar patiënten moet worden gebracht. In de omgang met lager opgeleiden gaat het daarbij om ’zenden’ (=niet luisteren) door ‘interventies’(=vijandelijke ingrepen) te ‘implementeren’ (= top down invoeren) in hun leven (nb!). In een maatschappij waar zelfsturing en zelfmanagement de nieuwe idealen zijn, gaat deze sturende benadering natuurlijk wringen. Hoeveel evidence er ook is, een groot deel 22 Pagina 21

Pagina 23

Heeft u een editie, digimagazine of online flyers? Gebruik Online Touch: uitgave bladerbaar maken.

Op één Lijn 55 Lees publicatie 25Home


You need flash player to view this online publication