1 e uitgave 2017 Loyaliteiten Wat niet weet, wat niet deert DOOR T.E. GRIJS Dinsdagochtend, de ochtend van de psychosomatiek was ik dit spreekuur in de loop van de jaren gaan noemen. Al voor negen uur had ik onbegrepen hoofdpijn, onverklaarbare nekpijn en buikpijn zonder medisch verklaarbare oorzaak gezien. Een beetje moedeloos tjokte ik naar de wachtkamer en riep mevrouw Berends. Ze zat in elkaar gedoken in een hoekje, ze schrok op en liep vervolgens met een vinnige pas langs me heen, de weg kende ze namelijk goed. Ze zat al, voordat ik de deur van de spreekkamer gesloten had. In een keurig grijs mantelpakje gestoken en vanonder een onberispelijk kapsel keek ze me vanuit een spits gezichtje met een verwijtende blik aan. Aan een vraag wat ik voor haar zou kunnen betekenen kwam ik niet toe. Ze stak meteen van wal. Nee, de pillen hadden weer niet geholpen, dat had ze ook wel gedacht toen ze vorige week uit de spreekkamer wegging. Zo ging het echt niet langer, ze had alle vertrouwen in de Nederlandse specialisten verloren, maar bovenal in mij en nu zou de orthopeed in Genk wel uitkomst bieden. De afspraak was al gemaakt. Of ik maar even de verwijskaart kon schrijven. Ik schreef en gaf de verwijzing, met een diepe, hoorbare zucht. Met een tegelijk triomfantelijke en neerbuigende blik verliet ze de kamer. “Grijze muis”, dacht ik nog boos. Ik heb haar niet meer gezien op het spreekuur, wel vier maanden later haar echtgenoot Frans. Hij had maagklachten. Het was allemaal druk in zijn schildersbedrijf, dat hij tien jaar geleden van zijn vader had overgenomen. In het begin was het allemaal prima gegaan, maar het laatste jaar ging het moeilijk. Hij kon zich moeilijk concentreren en was op het eind van de middag doodop. Hij weet dit alles aan de moeilijkheden in de relatie met zijn vrouw. Na een lange dag in het bedrijf was er ’s avonds geen rust voor hem weggelegd. Niets deugde in de ogen van zijn vrouw, hij dacht alleen maar aan werken, en wat leverde dat op, te weinig, zo uitte ze zich geregeld. Een fatsoenlijke vakantiereis zat er niet in, het oude gammele huis van zijn ouders hadden ze al lang moeten inruilen. De puberzoon, zo verweet ze hem, was onhandelbaar, hij had ook geen steun van zijn pa. Van intimiteit tussen hem en zijn vrouw was geen sprake. “In de diepvries kan het niet kouder zijn dan in haar onderbuik”, verzuchtte Frans. Tja, ik kon het me voorstellen, maar ik heb er wijselijk niets over gezegd. Frans vroeg tabletten om zijn maagklachten te verminderen, “een van mijn schilders helpen ze goed en ach, thuis, laat maar zitten en verder onderzoek ook, zo’n vaart zal het niet lopen.” Ik schreef Frans een zuurremmer voor en maakte een vervolgafspraak over twee weken. Ik zag hem pas twee maanden later, vermoeid ogend, bleek, vermagerd. Onmiskenbaar helemaal mis. “Nee Frans, je krijgt geen hogere dosering van de medicatie! Ik bel vandaag nog de specialist.” Frans vond dat ik wel meteen kon bellen, hij zou wachten. Dezelfde middag kon hij terecht. Een week later had ik de MDL arts aan de lijn. Het was goed fout met Frans, een pancreascarcinoom met ingroei in de maagwand. Dat was de eerste reden van het telefoontje, een tweede was dat Frans ieder verder onderzoek en behandeling resoluut van de hand had gewezen, aan zijn lijf geen verdere polonaise. Maar er was nog iets, van Frans mocht de specialist geen mededeling doen aan zijn vrouw en zoon over de aard van de ziekte. Toch wel bizar vond de specialist, maar hij wilde het verder aan mij overlaten. De volgende dag zat Frans al op mijn spreekuur. Niks meer aan te doen, hij had het wel verwacht, twee pakjes sigaretten per dag, een halve fles jenever, dat kon gewoon niet goed blijven gaan, zo bekende hij. “Maar wat er precies aan de hand is, dat blijft tussen ons beiden dokter, geen woord over de ware aard van de ziekte naar mijn vrouw en zoon, het is een grote maagzweer en de genezing zal wel maanden op zich laten wachten en daar blijft het bij. Ik zou haar medelijden niet kunnen verdragen en wat niet weet, wat niet deert.” Twee dagen later legde ik een visite af bij Frans. Op de gang eiste zijn vrouw meteen, dat ik Frans dezelfde dag nog zou laten opnemen in het ziekenhuis. Frans hield resoluut de boot af, het zou beslist beter gaan als we de medicatie zijn werk zouden laten doen. Mevrouw kon het er niet mee eens zijn. Ik begreep haar, maar ik liet niets merken. Ik koos de kant van Frans. 29 op één lijn 57 Pagina 28

Pagina 30

Heeft u een vakblad, bladerbrochure of digi-jaarverslagen? Gebruik Online Touch: onderwijsmagazine digitaal bladerbaar maken.

Op één Lijn 57 Lees publicatie 1Home


You need flash player to view this online publication