op één lijn 48 1 e uitgave 2014 ook omdat de twee methoden verschillende risico’s gaven. Om het absolute risico te berekenen moet dus altijd naar de omstandigheden van de individuele patiënt gekeken worden. Daarop ligt dan ook de nadruk in de herziene NHG Standaard, waarvan Van Geel medeauteur is. Paracetamol bij kinderen met koorts Een paracetamolletje bij je kind, dat kan toch geen kwaad? huisarts-in-opleiding Eefje de Bont onderzocht de bewijslast voor paracetamol bij kinderen met koorts. Ze vond opmerkelijk weinig studies die het effect goed bekeken, maar haar conclusies in het Nederlands tijdschrift voor Geneeskunde zijn helder. Paracetamol is effectief en aan te raden bij koorts én pijn. Bij koorts alleen is het niet zinvol om paracetamol te geven. Koorts is een natuurlijk afweermechanisme en onderdrukking hiervan kan nadelige gevolgen hebben voor de immuunrespons, en er zijn aanwijzingen dat het kind dan langer ziek is. De juiste dosering blijft ook een aandachtspunt vanwege mogelijk hepatotoxiciteit. Daarnaast is paracetamol niet effectief om koortsconvulsies te voorkomen. Al met al voldoende om in de volgende dienst weer eens bij stil te staan. Zelf-testers Martine Ickenroth, huisarts in Midden-Limburg, promoveerde op 19 december 2013 op haar onderzoek naar het gebruik van zelftesten in Nederland. Ze onderzocht onder andere de motivatie en ervaringen van mensen die cardiovasculaire zelftesten gebruikten. Ze hield interviews bij 20 gebruikers van zelftesten voor glucose, cholesterol en albuminurie. Ze kon globaal drie groepen consumenten onderscheiden. De eerste groep gebruikte de test omdat het werd aangeboden zonder dat ze kennis hadden over de ziekte of risicofactor. Aan de tweede groep werd de test ook aangeboden, maar zij hadden wel al enige kennis over de ziekte of risicofactor. De laatste groep tenslotte bestond uit mensen die actief op zoek waren gegaan naar de test. Gebruikers hadden geen moeite om de test te gebruiken en werden snel gerustgesteld door een goede uitslag. Opvallend genoeg, leidde een foute uitslag niet direct tot een zorgvraag. Zelftesten worden dus vooral gebruikt voor geruststelling zonder stil te staan bij de mogelijke nadelen van de test (bijvoorbeeld geen professionele informatie, foutpositieve/negatieve resultaten). Het zijn belangrijke bevindingen, zeker gezien de recente berichten dat een apotheekketen wederom een cholesteroltest gaat aanbieden. De aanpak van depressie in de huisartsenpraktijk Depressie in de huisartsenpraktijk kan op verschillende manieren aangepakt worden. Een stapsgewijze multidisciplinaire aanpak is een van deze methodes. Deze aanpak is op de individuele patiënt gericht met 18 minimale intensiteit en minimale kosten. Promovendus Luc Gidding onderzocht de effecten van deze aanpak in de huisartsenpraktijk van Stichting Gezondheidscentra Eindhoven (SGE). In tegenstelling tot veel (inter)nationaal wetenschappelijk onderzoek waarin onderzoekers deze aanpak intensief implementeren en begeleiden, werd in SGE de implementatie tot verantwoordelijkheid van de huisartsen en praktijkondersteuners zelf gemaakt. Gidding gebruikte data uit het huisartsendossier over een periode van 9 jaar; voor en na implementatie van deze methode. Hierbij keek hij naar verschillende depressie parameters: prevalentie, gebruik van de Beck Depression Inventory-2 (BDI-2) om de ernst te monitoren, gebruikte minimale interventies, antidepressivum gebruik, GGZ verwijzing en zorgconsumptie. Het bleek dat na introductie van deze stapsgewijze multidisciplinaire aanpak er beter onderscheid gemaakt werd tussen de mate van depressie, het gebruik van de BDI-2 toegenomen was, meer patiënten behandeld werden met minimale interventies en er minder antidepressiva werden voorgeschreven. De implementatie van de aanpak ging echter langzamer dan wanneer onderzoekers deze aanpak intensief implementeren. De vraag is echter welke implementatiestrategie op lange termijn het beste beklijft en de beste zorg oplevert: snelle intensieve externe implementatie die ook vooral snel scoort in onderzoek of implementatie gedragen en naar eigen wens vormgegeven vanuit de eigen zorgverleners. Methoden om te stoppen met roken De meeste studies over de beste manier om te stoppen met roken zijn gedaan onder gecontroleerde omstandigheden, die weinig lijken op de praktijk van alledag. Onderzoeken in die dagelijkse praktijk laten nogal eens wisselende resultaten zien. Daniel Kotz vergeleek in een normale populatie van ruim 10.000 mensen, vier verschillende groepen rokers die een stoppoging ondernamen. De eerste groep deed een stoppoging met medicatie (nicotinevervangers, bupropion of varenicline) en kreeg professionele gedragsondersteuning. Groep 2 gebruikte ook medicatie om te stoppen maar kreeg hierbij geen gedragsondersteuning, alleen kort advies. Groep 3 gebruikte alleen vrij verkrijgbare nicotinevervangers. De laatste groep gebruikte geen hulpmiddelen bij hun stoppoging. Deze laatste groep had het laagste slagingspercentage. Mensen die vrij verkrijgbare nicotinevervangers (groep 3) gebruikten, hadden dezelfde lage slagingskans. Medicatie en professionele ondersteuning gaven een 3,25 maal grotere kans op een succesvolle stoppoging ten opzichte van groep 4 (zonder hulpmiddelen). Bij medicatie alleen was dit een 1,6 maal grotere kans op een succesvolle stoppoging. Daarmee lijkt nogmaals bewezen dat farmacotherapie eigenlijk altijd met gedragsondersteuning gecombineerd zou moeten worden bij stoppen met roken. Pagina 17

Pagina 19

Voor presentaties, online club bladen en onderzoeksrapporten zie het Online Touch CMS beheersysteem systeem. Met de mogelijkheid voor een e-commerce shop in uw catalogi.

Op één Lijn 48 Lees publicatie 18Home


You need flash player to view this online publication